Prof. Weiler was in 1968/69 een belangrijke spil in de koerswijziging van het Thijmgenootschap en is van 1984 tot 1989 voorzitter geweest van de Wetenschappelijke Raad van het Thijmgenootschap. Onderstaand een in memoriam van de huidige voorzitter van diezelfde Wetenschappelijke Raad.

Aan Anton Weiler bewaar ik vier herinneringen en volgens mij zijn ze alle vier tekenend voor een habitus die vandaag de dag node wordt gemist.

De eerste keer zag ik hem in 1969 optreden. Ik was nog maar net ingeschreven als student aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen toen ik begreep dat men het academisch jaar zou openen. Die bijeenkomst vond plaats in de Vereeniging, het plaatselijke concertgebouw waar gemakkelijk 1000 personen in konden. De zaal was inderdaad behoorlijk goed gevuld. Het programma staat me niet meer bij maar wel het optreden van de hoofdspreker die een lezing gaf over Karl Otto Apel, een filosoof die werkte op het grensvlak van hermeneutiek en ideologiekritiek. Zijn naam zei me toen niets maar later begreep ik dat Anton Weiler met zijn lezing stelling nam in het felle debat dat aan de Nijmeegse universiteit voor de nodige onrust zorgde. Het ging over de vraag hoe wetenschappers zich bij maatschappelijke vraagstukken moesten opstellen. Veel hoogleraren hielden zich afzijdig, wanneer ze al niet behoorden tot het katholieke establishment dat maatschappijkritiek veroordeelde. Tegenover hen stond een studentenbeweging die voor democratisering ijverde en gaandeweg steeds radicaler werd. Veel van deze activisten zouden even later een vorm van marxisme aanhangen. Gegeven dit spanningsveld koos Weiler voor een interessante middenweg. Door het denken van Apel te omarmen bood hij een opening naar kritische studenten toe terwijl hij evengoed de gangbare wetenschap verdedigde. Maar dat werd mij pas vele jaren later duidelijk.

De tweede keer dat ik Anton Weiler tegenkwam was rond 1975. De aanleiding had alles te maken met de genoemde spanningen in Nijmegen. De belangstelling voor het marxisme was inmiddels sterk gegroeid en dat gold ook voor de Centrale Interfaculteit waar ik een studie filosofie volgde. Als studenten hadden wij bezwaren tegen het eenzijdige karakter van de wetenschappelijke staf. Voor ons waren de meeste docenten brave aanhangers van een traditionele denkwijze terwijl analytische wijsbegeerte en marxisme onvoldoende aan bod kwamen. In de faculteitsvergadering stelden wij dan ook een motie op die pluriformiteit eiste. Meer specifiek pleitten we voor het aanstellen van een marxist en een analytisch filosoof. Onze motie werd aangenomen en voor de helft uitgevoerd. Het benoemen van een analyticus was geen probleem maar een vertegenwoordiger van het marxisme bleek taboe. Dat leidde tot een langdurig en zeer onaangenaam conflict waarbij radicale studenten en behoudende stafleden telkens op elkaar botsten. Ik was zelf nauw betrokken bij dat conflict, niet alleen omdat ik in die tijd een overtuigd aanhanger van het marxisme was, maar ook omdat ik als lid van de benoemingscommissie voor het uitvoeren van de motie moest zorgen. Vanuit de staf speelde Anton Weiler eveneens een rol. En hoewel wij het bepaald niet eens waren konden wij goed samen opschieten. Dat lag niet zozeer aan mij maar vooral aan hem omdat hij bereid en in staat was het gesprek aan te gaan met andersdenkenden.

Onze derde ontmoeting deed zich voor in 1978 en staat direct met het Thijmgenootschap in verband. De strijd tussen katholieken en marxisten woedde nog volop, zij het dat sommige vertegenwoordigers van beide kampen naar dialoog neigden. Dat bleek onder meer uit het feit dat wij als kritische studenten een eigen bijdrage aan de jaarlijkse vergadering van het Thijmgenootschap mochten leveren. De afspraak was dat wij met behulp van dia’s en geluidsfragmenten een presentatie zouden geven over maatschappelijke engagement. Wij meenden ons serieus te kwijten van die taak en namen daarom beelden op van een Vietnamese gevangene die gemarteld werd en van de filosoof Antonio Gramsci die aan de gevolgen van zijn gevangenschap onder het fascisme in Italië bezweken was. Dit alles gelardeerd met verwijzingen naar de bevrijdingstheologie die destijds te Nijmegen en vogue was. De vergadering vond plaats in een collegezaal van het Psychologisch Instituut en was goed gevuld met Thijmgenoten die belangstellend afwachtten. Maar met het vorderen van onze bijdrage ontstond er steeds meer verontwaardiging, een flink aantal bezoekers stond op om weg te gaan en na een uur was de zaal nog maar half vol. Het moet voor Anton Weiler een pijnlijke ervaring zijn geweest. Zijn bereidheid om met kritische geesten in gesprek te gaan werd door zijn achterban bepaald niet gewaardeerd. Toch heeft dat van zijn kant nooit tot enig verwijt aan ons adres geleid – eens te meer een teken van de grootmoedigheid die hij belichaamde.

Mijn laatste ontmoeting was meer uit de verte en zal zich ergens in de jaren tachtig hebben afgespeeld. De studentenbeweging had inmiddels voor de tweede feministische golf plaats gemaakt maar daarmee was universitaire rust nog niet hersteld. Nu werd niet gepleit voor het aanstellen van een marxist maar voor het instellen van een ruimte waar vrouwen eigen onderzoek konden ontwikkelen. Dat groeide later uit tot de zogeheten promotiewerkplaats, een ruimte die zich kritisch tot de gangbare wetenschap verhield en waar verschillende van onze toenmalige vriendinnen aan het werk konden. Ik weet niet wat daarbij de precieze rol van Anton Weiler is geweest maar ik weet wel dat de weerstand van het oude establishment ook toen nog altijd voelbaar was. Gegeven zijn bestuurlijke ervaring heeft Weiler zeker een bijdrage aan het succes van deze werkplaats kunnen leveren.

Tot zover mijn herinneren aan een man die ik niet alleen als sympathiek ervaren heb maar die ik ook ben gaan bewonderen vanwege de kwaliteiten en deugden die hij als bestuurder aan de dag legde. Jaren later stuitte ik nog geregeld op zijn naam, meestal in verband met de Moderne Devotie, de beweging waarop hij was gepromoveerd en waarvan de geest hem ongetwijfeld heeft geïnspireerd. Daarom meen ik dat de Nijmeegse universiteit met de dood van Anton Weiler een van haar meest sprekende vertegenwoordigers verloren heeft.

Gabriël van den Brink, voorzitter van de Wetenschappelijke Raad van het Thijmgenootschap