Ter verantwoording geroepen. Nieuwe visies op maatschappelijk vertrouwen. Jaarsymposium van het Thijmgenootschap, de Stichting Thomas More en de Adelbert Vereniging. Noordbrabants Museum Den Bosch.

Het symposium is beëindigd. Maandag verschijnt een verslag op deze website.

15.15u

Forumdiscussie met Hans Boutellier (hoogleraar Veiligheid & Burgerschap VU), Jan Bransen (hoogleraar gedragswetenschappen Radboud Universiteit), Maria van de Muijsenbergh (huisarts en senior onderzoeker Radboud Universiteit), John Rijsman (Tilburg University), Rachida Talal-Azimi, promovenda Islamitisch Financieren (Radboud Universiteit), o.l.v. Wim van de Donk, Commissaris van de Koning in de provincie Noord-Brabant.

Hans Boutellier pleit voor meer optimisme in het kijken naar ontwikkelingen in de samenleving. Rachida Talal-Azimi wijst op het islamitische bankieren als een manier van omgaan met geld die dienstbaar is aan de samenleving en burgers, niet aan geld zelf.

Jan Bransen wijst erop dat tussen straffen en belonen, de twee mogelijkheden die Donner gaf voor beïnvloeding, ook instrueren ligt. Als je vertrouwen belangrijk vindt, zet je kwetsbaarheid voorop. Dat kun je niet door verzekeren of verbeteren van het systeem ondervangen. We moeten mensen niet alleen de rollen en het systeem aanleren, maar ze die leren snappen. 

John Rijsman stelt dat toezicht door buitenstaanders onzinnig is: dat moet gebeuren door mensen die ook psychologisch eigenaar zijn. Betrokkenheid is vanaf het allereerste begin van het leven de beste bron van vertrouwen.

Toezicht is eigenlijk een soort rente op gedrag, zegt Wim van de Donk. Het parasiteert.

Maria van de Muijsenbergh spreekt zorg uit over de verzakelijking en bureaucratisering in de zorg en de gevolgen voor de tweedeling in de samenleving. Tegelijk heeft ze vertrouwen in het gezond verstand van veel professionals in de zorg.

Jan Bransen brengt in dat we in het gesprek over vertrouwen benaderen alsof we het kunnen oplossen, tot een eensluidend antwoord kunnen komen, terwijl het bij vertrouwen, geloof gaat om luisteren, proberen te begrijpen, afstemmen.

Rachida Talal merkt op dat Nederland niet erg open staat voor nieuwe ideeën.Maar het wij-zij denken is er nu eenmaal, wat haar betreft kunnen we islamitisch bankieren hier ook ethisch rentevrij bankieren noemen.

Twee sprekers (onder wie de commissaris van de Koning…) prijzen Brabant als een cultuur waarin het geregelde, georganiseerde samengaat met een houding van verbondenheid, samenwerking, kleinschaligheid. Hans Boutellier merkte daarbij op – als Hollander – dat er geen groot verhaal is, maar er toch een sterke vorm van ordening is die functioneert, zoals op veel plaatsen te zien is.

14.15u

Lezing Bas Heijne, columnist NRC Handelsblad

Bas Heijne begint met Vermeers Gezicht op Delft, een perfect schilderij dat zowel verstild als energiek is: volledig in balans. Delft was een centrum van een wereldmacht: de globalisering begon met de uitgebreide wereldwijde handel waar de Nederlandse republiek toen zo van groeide. Tegelijk heeft het schilderij iets etherisch, iets van een nieuw Jeruzalem, het visioen van een hemelse toekomst.

De handel is er nog steeds, de rust is weg. Alle heftige debatten van nu zijn terug te voeren op één vraag: wat is gemeenschap nog? Wat is de relatie met de mensen om ons heen?

Onze gemeenschappelijke taal schiet tekort, want dat is de taal van de markt en het meetbare. Dat is doorgedrongen tot in scholen, ziekenhuizen en de openbare ruimte, aldus de populaire Amerikaanse filosoof Michael Sandel. Heijne haalt hem met instemming aan, maar mist een analyse van het waarom. Wat is er zo aantrekkelijk aan het marktdenken? Waarom zien we de prijs ervan steeds meer als de waarde van iets?

Een antwoord daarop is dat de markt neutraal oogt, zodat we het lastige gesprek over zin, betekenis, bezieling niet hoeven te voeren. Het gevolg is een dubbel bewustzijn: we weten dat de cijfers niet genoeg zeggen, maar de tweede taal is veel te moeilijk om te spreken. 'In het getal bezwijkt het verhaal', zoals Huizinga schreef.

Het effect is een gevoel van vervreemding. Het gaat niet over waar het echt om gaat, en tegelijk spreken we steeds meer in die cijfertaal. De reactie van links en rechts zijn verschillend, maar in wezen hetzelfde: er is wantrouwen jegens bestuurlijk handelen, omdat de gemeenschap erodeert.

Democratisch is dit zorgelijk, burgers zien de democratie niet meer als een proces waar ze deel aan hebben, maar een publiek spektakel van mensen die het uiteindelijk samen regelen. In de jaren zeventig verwachtte men een multiculturele, seculiere, Europa-gerichte samenleving. Meer empathie op allerlei fronten. Het probleem begon toen alle bewegingen die voor minder afstand tussen mens en natuur, culturen en minderheden moesten zorgen een institutie werden.

Wat ontbreekt is een groot verhaal om onze samenleving bij elkaar te houden, om te vertrouwen in de grotere groepen waar we deel van zijn. De markttaal is daarvoor niet geschikt. Het idee van de participatiesamenleving heeft een neoliberale ondertoon: zoek het zelf maar uit, wij controleren wel. En als het lukt, dat mensen voor elkaar gaan zorgen, is het maar de vraag of ze behalve vertrouwen in de groep ook meer vertrouwen in de samenleving krijgen.

12.00u

Lezing Piet-Hein Donner, vice-president van de Raad van State.

Verlies aan maatschappelijk vertrouwen en groei van wet- en regelgeving is geen Nederlands verschijnsel, komt overal voor. Maar vertrouwen en wetgeving zijn niet uitwisselbaar.

Wat is maatschappelijk vertrouwen? Heel volatiel: het is er en het is weer weg. Vuistregel: als je het erover moet hebben, is er te weinig vertrouwen.

Publiek toezicht is enorm toegenomen. Als maatschappelijk vertrouwen daaraan afgemeten zou moeten worden, is het er slecht mee gesteld. Voor vrijwel alle terreinen zijn straffen verzwaard. Maar het publieke wantrouwen is al veel eerder gaan toenemen, sinds de jaren vijftig. Niet alleen gericht op publiek bestuur, maar op allerlei sectoren. 

Jihadistisch terrorrisme kan leiden tot meer regelgeving en controle van organisaties met een levensbeschouwelijke grondslag.

Meestal geldt: er moeten een paar kalveren verdronken zijn en dan geldt de regel van Vader Cats: de mens lijdt het meest aan het lijden dat hij vreest. Dat slaat dan helemaal om. 

Wie niet vertrouwt, kan niet functioneren, en wie vertrouwd wil worden, moet zelf vertrouwen geven. De hele maatschappij zou stilvallen zonder vertrouwen, behalve dan het verzekeringswezen en de mafia. 

Vertrouwen in machines en techniek – en dat moeten we steeds meer – moet niet verward worden met vertrouwen in mensen. Sterker nog: als we te veel moeten vertrouwen op techniek, gaat dat ten koste van vertrouwen in mensen. Voor maatschappelijk vertrouwen is niet per se bekendheid nodig, maar wel gedeelde waarden en tijd.

78% van de Denen denkt dat de meeste mensen te vertrouwen zijn. In Nederland is dat 60%. Eigen aan ons land is dat we samenwerken op basis van een gedeeld belang of de verwachting daarvan. 

Maatschappelijk vertrouwen heeft duidelijke grenzen nodig: gedrag van uitvreters en vrijbuiters moet worden aangepakt. Maar of het vertrouwen in Nederland achteruitkachelt? Zie eens hoezeer we de samenwerking als een uurwerk hebben georganiseerd en we meestal vertrouwen dat het werkt – en dat doet het meestal ook.

Wetgeving kan in de plaats komen van maatschappelijk vertrouwen, maar andersom is dat niet zo. Als er eenmaal wetgeving is ingevoerd, kan men niet meer terug, zelfs als er niets meer mis gaat. Sinds Enschede is er geen vuurwerkramp meer geweest. Door de nieuwe regels of omdat het een incident was?

De wet is een product van verstand, vertrouwen van gevoel. Dat is de diepere tegenstelling tussen wetgeving en vertrouwen. We willen vertrouwen, maar in het maatschappelijk verkeer willen we zekerheid en veiligheid. Wetten zijn als dijken, bij iedere bedreiging bouwen we ze hoger. 

Niet wantrouwen is tegengesteld aan vertrouwen, maar de behoefte aan zekerheid en controle. Dat verjaagt vertrouwen. Wij willen zekerheid als antwoord op onze risicosamenleving. Maar daarmee institutionaliseren we het wantrouwen. Er is erosie van bereidheid om de wet na te leven: ik word toch niet vertrouwd. Er is een breed gevoel slachtoffer te zijn van regelzucht.

Nederland heeft niet te klagen over het bestuur, al denkt de krantenlezer van wel. De overheid voedt dat: er is een constante stroom berichten met de teneur: het gaat mis, het moet beter. We hebben negatieve beeldvorming geïnstitutionaliseerd – terwijl we de regelingen hebben bedacht om vertrouwen te ondersteunen.

Dat vreet aan het vertrouwen in de overheid en het collectief vertrouwen dat we samen problemen kunnen oplossen. Daarmee verdwijnt op den duur het vertrouwen in de toekomst.

Deze wet- en regelgeving om gedrag te sturen berust op een mechanistisch wereldbeeld. Dat mensen zelfdenkende burgers zijn die eigen afwegingen maken past daar niet in. Dat heeft twee consequenties: het reduceert mensen tot object en schakelt zijn eigen praktisch oordeelsvermogen uit. Thomas Hobbes noemt dat de Leviathan: we leveren onze privacy en vrijheid in, in ruil voor iets meer veiligheid en zekerheid. 

Juist handelen is niet altijd de juiste regel toepassen, maar weten wanneer je een regel moet toepassen. Dat is de prudentie waar Aristoteles het al over had. Maar in een mechanistisch mensbeeld wordt de prudentie op den duur geëlimineerd. Wet- en regelgeving wordt een spoorboekje. In plaats van principegericht bestuur krijgen we steeds meer regelgericht bestuur. Dat laat zien dat we grote moeite hebben om afwijkingen te laten bestaan en facilteren we middelmatigheid. 

De kwaliteit van de samenleving in de praktijk wordt niet bepaald door de middelmaat van de regel, maar door het persoonlijke oordeel. In het Verenigd Koninkrijk kent men de plicht te motiveren waarom regels zijn toegepast. We willen de autonomie van de persoon niet aantasten en hebben dus maar weinig rechtsregels die een appèl doet op het morele bewustzijn. Mensen tot het goede aanzetten vereist omgang met aanzien des persoons.

Oplossingen heb ik niet, zegt Piet Hein Donner. Het hangt samen met onze vrees dat handelen met aanzien des persoons tot willekeur leidt. We krijgen het niet tevoren allemaal gedacht – misschien moeten gewoon maar aan de gang, want vertrouwen gaat met gevoel en recht gaat met verstand – dat tot schijnzekerheid leidt. 

11.15u

James Kennedy, hoogleraar Geschiedenis van Nederland (Universiteit van Amsterdam), begint bij de karakterisering van Johan Huizinga van Nederland als een zelfregulerend volk, waarin men een klein beetje gesjoemel goed kan verdragen.

Eerste vormen van accountability, verantwoording afleggen over bestuur, stammen uit de VOC-tijd in de 17e eeuw. Pas eind 18e eeuw wordt er nadrukkelijk onderscheid gemaakt tussen het publieke en private domein. Verantwoording afleggen over bestuur aan de volksvertegenwoordiging gebeurde natuurlijk pas na de grondwetswijziging van 1848.

Oproep tot toezicht op bestuur kwam vooral vanuit het volk na schandalen, met name gevallen van  corruptie over voedsel. De zaak Oss in de jaren dertig van de twintigste eeuw, waar de marechaussee met een vorm van eigenrichting een criminele bende oprolde, riep veel verontwaardiging los over recht en gerechtigheid. 

Niettemin was het vertrouwen in het publieke bestuur vrij groot, de verzuilde politieke partijen waren sterk gericht op hun eigen electoraat. Er was breed vertrouwen in leiders van de 'eigen' organisaties en omgekeerd was er op basis van het subsidiariteitsbeginsel veel vertrouwen van bestuurders aan het maatschappelijk middenveld: er was veel decentrale vrijheid, vergeleken met omringende landen, en relatief weinig toezicht.

Begin jaren tachtig is er een breuk: de complexiteit is zo toegenomen dat er meer budgetbeheer, management en technocratie ontstaat. Maatschappelijke organisaties worden meer uitvoerders in plaats van vertegenwoordigers van groepen burgers. Burgers worden belangrijker, ze hebben een eigen verantwoordelijkheid én vragen om meer verantwoording.

Niettemin blijft de polarisatie uit, Nederland blijft vrij braaf, tot de eeuwwisseling. Toen kwam er meer polarisatie onder invloed van Pim Fortuyn, Nine Eleven, en een aantal grote schandalen, zoals de bouwfraude. De deregulering en privatisering hebben bij banken, corporaties en scholen veel tekorten aan het licht gebracht.

Burgers eisen meer toezicht maar raken er ook in verstrikt. Er is veel aandacht voor preventie in plaats van bestraffing. De controle neemt toe, de ruimte neemt af. Niettemin is Nederland nog steeds een high trust society, die nu voor de uitdaging staat om nieuwe vormen van gemeenschap te stichten, op basis van vertrouwen, óf na incidenten steeds in de reflex schieten van toezicht en controle.   

Er is nog altijd aandacht nodig voor persoonlijke verantwoordelijkheid en deugden als humilitas en prudentia – typisch Nederlandse deugden, schreef Huizinga in 1934. Bestuurders moeten breder durven kijken dan de korte termijn, daar is historisch inzicht voor nodig, aldus James Kennedy.

11.00u

Wim van de Donk, commissaris van de koning in Noord-Brabant en voorzitter van het Thijmgenootschap, opent het uitverkochte jaarsymposium met een kleine ode aan maatschappelijk vertrouwen zoals hij dat in zijn provincie ervaart. En: 'Er is niks mis met luisteren naar goede verhalen, dat gaan we vandaag doen'.